De actie van de aanvaller van doelman Esteban houdt de gemoederen aardig bezig. Tal van vragen komen op. Op enkele zal ik hieronder ingaan. De eerste is, waarom de burgemeester deze man geen meldingsplicht had opgelegd op grond van de Voetbalwet? Een zodanige plicht zou het hem onmogelijk hebben gemaakt om überhaupt in het stadion aanwezig te zijn.
We kennen ten minste vier verschillende soorten stadionverboden. Op deze man is een civielrechtelijk stadionverbod van toepassing. Dat is hem opgelegd door Ajax en in het voetspoor hiervan de KNVB. Op grond hiervan is het hem gedurende drie jaren verboden een voet in welk stadion dan ook in Nederland te zetten. Zo’n civielrechtelijk verbod dat door de KNVB zal worden omgezet in een levenslang verbod biedt de burgemeester geen opening om een meldplicht op te leggen.
Kan de aanvaller op basis van de Voetbalwet worden aangepakt? Het antwoord hierop luidt ja. Anders dan zijn raadsman veronderstelt, maakt deze zogenaamde Ajax-fan zich wel degelijk schuldig aan een strafbaar feit. Dit betreft niet het betreden van het speelveld. Dat heeft onze wetgever -anders dan in Engeland – nog steeds niet strafbaar gesteld. Evenmin levert een poging tot mishandeling een strafbaar feit op. Wel strafbaar is het niet naleven van een civielrechtelijk stadionverbod. Dat levert volgens het Wetboek van strafrecht het delict lokaal- of huisvredebreuk op. Hiervoor zou de officier van justitie deze man in afwachting van zijn strafzaak een stadionverbod kunnen opleggen van drie maanden, eventueel gecombineerd met een plicht om zich op relevante tijden te melden op een politiebureau. Of we daar veel mee opschieten is de vraag, maar die afweging laat ik graag aan u over. Overigens zitten aan deze actie van de officier nog wel allerlei haken en ogen, maar daar val ik u nu niet mee lastig.
Kan de burgemeester van Amsterdam op basis van de Voetbalwet niet tot wat meer drastische maatregelen over gaan? Nee, dat kan hij niet. Hoe bizar het ook klinkt, zijn bevoegdheden in de Voetbalwet zijn niet van toepassing in voetbalstadions. Dat is het gevolg van een opmerking van de Minister van Justitie en Veiligheid in de 1e Kamer. Tijdens de totstandkoming van de Voetbalwet vroeg men hem of de burgemeester ‘gedonderjaag’ in een tram zou kunnen bestraffen op basis van de Voetbalwet. De minister antwoordde hier ontkennend op.
Het gaat hier, zo verklaarde hij, niet om een openbare plaats. Om die reden kan men hier niet de openbare orde verstoren en derhalve kan de burgemeester tegen het ‘gedonderjaag’ geen maatregelen nemen. Wat is een tram dan wel voor een plaats? In het openbare-orderecht onderscheiden we een tweetal type plaatsen: openbare en niet-openbare. Onder de laatste categorie vallen onder meer de voor-het-publiek-toegankelijke plaatsen. Dit zijn plekken waar het weliswaar iedereen toegestaan is om er te komen en zich te bevinden, maar anders dan voor openbare plaatsen heeft men daar een toegangsbewijs nodig.
Een voetbalstadion is net als een tram een voor-publiek-toegankelijke plaats. Deze redenering van de minister betekent daarom dat de Voetbalwet niet van toepassing is in een voetbalstadion! Mocht de burgemeester de rechter kunnen overtuigen van de onaanvaardbaarheid van deze redenering en de rechter zo ver krijgen de Voetbalwet wel van toepassing te verklaren in een voetbalstadion, dan heeft de burgemeester nog een andere hindernis te nemen.
De voetbalvandaal moet zich bij herhaling hebben schuldig gemaakt aan verstoring van de openbare orde. In dit geval kan de burgemeester betogen dat de ‘ultra’ zich heeft schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk en een uur later aan het betreden van het veld. Het betreden van het veld mag dan geen strafbaar feit zijn, het is wel een verstoring van de openbare orde evenals lokaalvredebreuk dat is. Dan is aan de eis van bij herhaling de orde verstoren voldaan en kan de burgemeester de man een plaatselijk stadionverbod opleggen van drie maanden, eventueel gecombineerd met een plicht zich op relevante tijden te melden op een politiebureau. Of we daar veel mee opschieten, laat ik wederom aan de lezer over.