B. Roorda & J.G. Brouwer

Een bord met de tekst ‘LET OP AGRESSIEVE ANTI ABORTUS DEMONSTRANTEN’. waarschuwt bezoekers van abortuskliniek Het Vrelinghuis in Utrecht.[1] Ook in andere gemeenten worden anti-abortusdemonstranten als hinderlijk en soms zelfs als intimiderend ervaren.[2] Dat bewijst een rondgang van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).[3]

Om die reden pleit het Humanistisch Verbond – geïnspireerd door het Australische, Canadese en Engelse recht – voor het instellen van bufferzones rond abortusklinieken.[4] Volgens de Minister van VWS is dat een goed idee: ‘Vrouwen moeten zich bij de entree van de kliniek niet hoeven te verantwoorden tegenover een wildvreemde over wat zij daar gaan doen. En al helemaal niet op zo’n moeilijk moment in hun leven!’[5]

Biedt ons recht hiervoor echter wel de ruimte?

Fundamenteel mensenrecht

Onder meer in artikel 9 Grondwet en artikel 11 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt het fundamentele recht om te demonstreren gegarandeerd. Dat recht wordt ruim uitgelegd. Een demonstratie mag kwetsen, choqueren en verontrusten. Het Europese Hof heeft dit al meerdere keren beslist: ‘Such are the demands of that pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no “democratic society”.’[6]

Onze Grondwet in combinatie met de Wet openbare manifestaties (Wom) is zo mogelijk nog strenger: de inhoud van een demonstratie mag überhaupt geen reden zijn om een demonstratie te beperken, te verbieden of te beëindigen.[7]

Maken individuele demonstranten zich echter schuldig aan uitingen en gedragingen die strafbaar zijn gesteld door onze formele wetgever, dan staat de demonstratievrijheid niet in de weg aan hun strafrechtelijke vervolging. Intimidatie is strafbaar volgens artikel 284 Wetboek van Strafrecht. Dit verbod lijkt de anti-abortusdemonstranten echter niet te raken. Zij beperken zich tot het tonen van posters met foetussen en het uitdragen van pro-life-standpunten. Evenmin maken zij zich schuldig aan bijvoorbeeld het strafbaar beledigen van een groep mensen, het aanzetten tot haat dan wel strafbare discriminatie of opruiing.[8]

Binnen gezichts- en geluidsafstand

Beperkingen naar plaats, tijdstip en/of vorm zijn echter wel toegestaan, althans voor zover zij noodzakelijk zijn ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer dan wel ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.[9] Stel dat de demonstranten de ingang van de kliniek fysiek blokkeren, dan kan een beperking – of zelfs een verbod of beëindiging – van de demonstratie gerechtvaardigd zijn.[10]

Tegelijkertijd geldt dat demonstranten in beginsel het recht hebben om zelf de plaats, het tijdstip en de vorm van hun betoging te kiezen.[11] Op autoriteiten rust zelfs een inspanningsverplichting om een demonstratie plaats te laten vinden binnen gezichts- en geluidsafstand van het object waartegen zij zich richt. Een demonstratie dient volwaardig gezien en gehoord te kunnen worden, voor verwijzing naar een plaats achteraf biedt de demonstratiewetgeving geen ruimte.[12] [BR1] 

De Rechtbank Limburg overwoog recentelijk dat de abortuskliniek een plaats is waarbij zwaardere voorschriften kunnen worden gesteld aan het recht om te demonstreren. Het voorschrift van een burgemeester dat de anti-abortusdemonstratie aan de overzijde van de straat dient plaats te vinden, acht deze rechter daarom gerechtvaardigd, mede omdat bij een vorige anti-abortusdemonstratie een demonstrant een voorschrift had overtreden en bezoekers van de anti-abortuskliniek de wijze van demonstreren als zeer hinderlijk hadden ervaren.[13]

Voor dergelijke overwegingen bestaat echter geen grond in ons recht. Anders dan het Duitse recht kennen wij geen bijzondere plaatsen met beperkte demonstratievrijheid. Het voorkomen of beëindigen van wanordelijkheden is en blijft het criterium. In de beoordeling van de noodzaak hiertoe kan de plaats een rol spelen,[14] althans als de demonstranten zelf die wanordelijkheden (dreigen te) veroorzaken.[15]

Een gedraging van een enkele demonstrant bij een voorgaande demonstratie is evenmin een valide reden voor een beperking. Een als zeer hinderlijk ervaren boodschap kan sowieso nooit een reden zijn voor een beperking. Formeel kent de burgemeester de inhoud van de demonstratie immers niet.[16] Wel het doel, maar eigen aan demonstreren is nu juist dat het vaak om onwelgevallige oproepen gaat.

Instructief – ook voor ons – in dit verband is een uitspraak van het Hooggerechtshof van de VS, waarin het een door de overheid van Massachusetts ingestelde bufferzone rondom abortusklinieken in strijd oordeelt met de vrijheid van meningsuiting. De overheid mag, zo overweegt het Hooggerechtshof, actievoerders niet het recht ontzeggen om hun mening bij de ingang van een kliniek kenbaar te maken, zolang er geen sprake is van het verhinderen van de toegang of van het daadwerkelijk lastigvallen van de bezoekers.[17]

Civielrechtelijk verbod

Zou een abortuskliniek zelf nog enige actie in rechte kunnen ondernemen? In 1987 legt de Rechtbank Arnhem aan een anti-abortusactievoerder een verbod op om in een straal van 150 meter rond de kliniek actie te voeren op grond van een onrechtmatige daad. De actievoerder spreekt bezoekers van de kliniek aan met ‘moordenaars’ en toont hen afbeeldingen van foetale resten in combinatie met de Christusfiguur. Volgens de rechter weegt het belang van de kliniek zwaarder dan het belang van de vrijheid van meningsuiting van de actievoerder. Vrouwen dienen vrijelijk en ongestoord de kliniek te kunnen betreden zodat op verantwoorde wijze een zwangerschapsonderbreking kan plaatsvinden.[18]

Drie jaren later krijgt dezelfde actievoerder van de Rechtbank Middelburg wederom een civielrechtelijk verbod. Ditmaal wordt het hem verboden om gedurende zes maanden in een straal van 250 meter rond een abortuskliniek in het Zeeuwse Groede actie te voeren. De rechter overweegt daarbij: ‘Al is niet gebleken dat het optreden van gedaagden in zoverre onrechtmatig zou zijn dat zij de bezoekers van de kliniek ook lichamelijk lastig vallen, de enkele confrontatie met woord (kindermoord) en beeld (foto’s) is voldoende om van onrechtmatig handelen te kunnen spreken’.[19]

Na een zich voortslepende procedure oordeelt de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (ECRM) dat het verbod een beperking oplevert van het recht op vrijheid van meningsuiting ex artikel 10 lid 1 EVRM. Zij voldoet echter aan de voorwaarden van artikel 10 lid 2 EVRM: zij is voorzien bij wet, dient ter bescherming van de rechten van anderen, namelijk die van de abortuskliniek en haar bezoekers, en is noodzakelijk in een democratische samenleving. Bij dit laatste heeft de Commissie vooral oog voor de proportionaliteit van de maatregel: zij is gelimiteerd in duur (zes maanden) en in omvang (straal van 250 meter rondom de kliniek).[20]

Slotopmerkingen

Het is niet ondenkbaar dat een civiele rechter ook vandaag de dag nog demonstranten beperkt in hun recht om in de nabijheid van een abortuskliniek te demonstreren door bijvoorbeeld het instellen van een bufferzone. Er moet dan echter bij de uitoefening van het recht om te betogen wel sprake zijn van onrechtmatige maatschappelijke hinder. Of daarvan ook kan worden gesproken bij niet fysieke hinder is een lastig te beantwoorden vraag voor de rechter.


[1] https://www.duic.nl/algemeen/stadskliniek-utrecht-waarschuwt-voor-agressieve-anti-abortusdemonstranten/.

[2] Zie in dit verband ook het artikel ‘Mag je demonstreren bij een abortuskliniek?’ van 28 maart 2019 op https://www.human.nl/lees/2019/abortus-demonstreren.html.

[3] Aanhangsel Handelingen II 2018/2019, nr. 1651.

[4] https://www.humanistischverbond.nl/watwedoen/onze-programmas/leven-liefde-en-dood/stop-intimidatie-bij-abortusklinieken/.

[5] https://www.ad.nl/politiek/zorgminister-bufferzones-voor-demonstranten-bij-abortusklinieken~a1d08720/.

[6] Zie o.a. EHRM 7 december 1976, ECLI:CE:ECHR:1976:1207JUD000549372, appl.nr. 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk), par. 49; EHRM 11 oktober 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:1011JUD001423707, appl.nr. 14237/07 (Tuskia e.a./Georgië), par. 68.

[7] Artikel 7 lid 3 Gw, artikel 9 Gw, artikel 2 Wom en artikel 5 lid 3 Wom.

[8] Deze feiten zijn strafbaar gesteld in de artikelen 137c, 137d, 285 en 131 Wetboek van Strafrecht. Het beledigen van een groep mensen en het aanzetten tot haat of discriminatie heeft zich voorgedaan bij betogingen van rechtsextremisten en van pro-IS-activisten, zie HR 21 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC9512 (dragen hakenkruis op rode armband bij rechtsextremistische betoging); Rb. Den Haag 12 september 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10892 (antisemitische uitingen bij pro-IS-betoging in Den Haag). Van bedreiging en opruiing was onlangs mogelijk sprake toen een activist tijdens een anti-racismedemonstratie riep: ‘Als je Thierry dood wilt schieten, zeg dan paf’. Zie https://nos.nl/artikel/2279695-om-eist-werkstraf-tegen-nijmeegse-voor-bedreiging-baudet.html.

[9] Artikel 9 lid 2 Grondwet en artikelen 2 en 5-7 Wet openbare manifestaties.

[10] Bovendien kan het bij een blokkadeactie de vraag zijn of er (nog) wel sprake is van een grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermde demonstratie. Zie in dit verband HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:668, AB 2017, 230 m.nt. J.G. Brouwer en B. Roorda, r.o. 4.4 en punten 3-5 van de annotatie.

[11] EHRM 27 november 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:1127JUD005805008, appl.nr. 58050/08 (Saská/Hongarije), par. 21.

[12] EHRM 7 februari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0207JUD005781809, appl.nr. 57818/09 e.a. (Lashmankin e.a./Rusland), par. 405 en 426, zie ook punt 3 van de annotatie van B. Roorda (EHRC 2017, 88).

[13] Rb. Limburg (vzr.) 5 maart 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:2138, r.o. 17.

[14] Kamerstukken II 1985/86, 19427, 3, p. 17: ‘Of bij voorbeeld een samenstel van (verwachte) ongewenste gedragingen zo ernstig is dat van “wanordelijkheden” kan worden gesproken, hangt niet uitsluitend af van de aard van die gedragingen. Ook de plaats waar de manifestatie wordt gehouden kan hier van betekenis zijn. (…) De voorkoming en bestrijding van wanordelijkheden in de nabijheid van bijvoorbeeld gebouwen van buitenlandse vertegenwoordigingen, parlementsgebouwen, beschermde natuurgebieden, ziekenhuizen en begraafplaatsen kan zwaardere eisen stellen dan op andere plaatsen het geval is.’

[15] EHRM 7 februari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0207JUD005781809, appl.nr. 57818/09 e.a. (Lashmankin e.a./Rusland), par. 434, zie ook punt 5 van de annotatie van B. Roorda (EHRC 2017, 88).

[16] Artikel 4 lid 3 Wom.

[17] Zie McCullen/Coackly, 573 U.S. __ (2014). Zie hierover uitgebreider A.J. Nieuwenhuis, ‘Tussen woord en daad. Een onderzoek naar de reikwijdte van het recht op vrijheid van meningsuiting en betoging’, NTM-NJCMBull 2017/02, p. 146-168 (151).

[18] Rb. Arnhem (pres.) 3 februari 1987, ECLI:NL:RBARN:1987:AH1571.

[19] Rb. Middelburg (pres.) 29 januari 1990, ECLI:NL:RBMID:1990:AH2999, r.o. 4.4.

[20] ECRM 22 februari 1995, appl.nr. 22838/93 (Van den Dungen/Nederland).


 [BR1]De nootcijfers staan in het artikel op de website niet op de juiste plaats in de tekst (nummers 11 en 12 staan in de eerste alinea, terwijl de nummers 9 en 10 in de tweede alinea staan).

Door

EXPERTISEGEBIED: