Op 6 oktober 2016 wees de Aardbevingskamer Rechtbank Noord Nederland een belangwekkend vonnis. Niet zo zeer, omdat de rechter in deze schadezaak uitgaat van een ‘bewijsvermoeden’. De gaswinnende partijen moeten maar aantonen dat de ingetreden schade niet het gevolg is van de gasexploitatie.
En evenmin baanbrekend omdat de gas exploiterende partijen de getroffen boerderij moeten nemen zoals die is. Voor de causaliteitskwestie doet het er niet toe of de boerderij een zwakke of sterke fundering had, noch of er sprake is van geen of veel achterstallig onderhoud.
Beide uitkomsten waren al voorspeld in een special van het Nederlands Juristenblad van 3 juli 2015 (Oldenhuis, p. 1724 e.v.) .
Het grensverleggende element in dit vonnis schuilt in de overweging dat niet alleen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), maar ook Energie Beheer Nederland (EBN) volledig aansprakelijk is voor bevings- en bodemdalingsschade ex artikel 6:177 Burgerlijk Wetboek.
EBN is eigendom van de Staat der Nederlanden. EBN bepaalt samen met de NAM in de Maatschap Groningen de exploitatie en het beheer van het Groningen gasveld. Via EBN deelt de Staat mee in de opbrengsten van de gaswinning (zie schema). Voor deze indirecte staatsdeelneming koos men indertijd op verzoek van de beide mijnbouwbedrijven SHELL en ESSO. Olieproducerende landen mochten niet het idee krijgen dat zij een belangrijke stem zouden kunnen hebben in de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen.
De directe consequentie van het vonnis is dat aardbevingsslachtoffers voortaan niet meer één maar twee partijen kunnen aanspreken: NAM en EBN. De laatste wordt gezien als mede-mijnbouwondernemer, zoals in de eerder genoemde NJB-special ook al is betoogd (Brouwer en Hesselman, p. 1716 e.v.).
Dit betekent dat EBN (lees: de Staat) verplicht is een jaarlijkse bijdrage in het krachtens artikel 135 Mijnbouwwet verplicht gestelde ‘Waarborgfonds mijnbouwschade’ te storten. En misschien ook nog voor de voorbije jaren.
Daarmee is de tijd gekomen om serieus te gaan nadenken over het afhandelen van de schade op basis van publiekrechtelijke algemeen verbindende voorschriften via dit ‘Waarborgfonds mijnbouwschade’.
Als de overheid niet extra zou moeten gaan bijdragen aan de schadeloosstelling, dan zouden we van een win-winsituatie kunnen spreken. De NAM staat immers in overeenstemming met een breed gedragen wens in de Kamer op afstand van de schadeafhandeling en de overheid krijgt volledig greep. Bovendien wordt de rechtszekerheid van burgers sterk bevorderd.