Dat burgemeesters niet uit de voeten kunnen met de Voetbalwet is inmiddels algemeen bekend (zie ook LJN: BP5057. In gemeenteland spreekt men om die reden niet meer van de Voetbalwet. Dat ook officieren van justitie tegen problemen aanlopen bij de toepassing van de Voetbalwet, is tot nu toe minder goed door gedrongen. Een uitspraak van de Rb ´s Hertogenbosch: LJN: BP8553 brengt hierin verandering. De rechter beëindigt per onmiddellijk de gedragsaanwijzing van de officier op basis van de Voetbalwet (art. 509hh Sv).
De wet stelt een reeks van voorwaarden aan het opleggen van een gedragsaanwijzing. Een van de eisen is dat tegen de betrokkene ‘ernstige bezwaren’ bestaan. De persoon om wie het in deze zaak gaat, wordt verdacht zich schuldig te zijn aan het misdrijf openlijke geweldpleging (art. 141 Sr) of/en het misdrijf mishandeling (art. 300 Sr). De officier slaagt er geenszins in de ernstige bezwaren te onderbouwen, nu de rechter niet over het proces-verbaal beschikt.
Blijkbaar heeft de wetgever de snelheid waarmee het OM kan reageren op zulke zware delicten, tamelijk overschat. Wordt met deze uitspraak de angst van het College van procureurs-generaal in een brief van 7 februari 2007 werkelijkheid? ‘Vanwege de stapeling van eisen waaraan moet zijn voldaan alvorens kan worden overgegaan tot het opleggen van een gedragsmaatregel is niet goed voorstelbaar dat het instrument kan worden toegepast. De hoeveelheid werk die wordt verbonden aan de toepassing van de gedragsaanwijzing zorgt ervoor dat het instrument praktisch niet bruikbaar zal zijn.’