Vrijdag 15 maart 2013 presenteerde de Minister van Justitie en Veiligheid zijn plan om de niet goed functionerende Voetbalwet van 2010 aan te passen.
In de toekomst mag de burgemeester ‘first offenders’ aanpakken. De huidige wet eist herhaaldelijke verstoring van de openbare orde. Een keer een steen tegen het hoofd van een politieagent gooien, is onvoldoende, de hooligan moet zich bij ten minste twee gelegenheden hebben misdragen om een stadionverbod, groepsverbod of contactverbod te kunnen opleggen. Herhaaldelijk wordt nu –begrijpelijkerwijs – geschrapt.
In de huidige wet is de maximale termijn voor een stadionverbod drie maanden. Dat is veel te kort. De wetgever realiseerde zich niet dat een stadionverbod voor thuiswedstrijden, een hooligan niet onafgebroken treft, maar slechts één keer in de veertien dagen. Volgens het wetsvoorstel mag de burgemeester het stadionverbod in de toekomst spreiden over 90 losse dagen. Dat is hele een verbetering. Het voorstel eist echter wel dat die dagen in een tijdsbestek van 12 maanden worden opgesoupeerd. Dat is merkwaardig, want zelfs topclubs spelen – inclusief beker en Europese wedstrijden – vaak niet meer dan 30 thuiswedstrijden. In de meeste gevallen zal derhalve twee derde van de sanctietermijn verdampen. Het zou daarom goed zijn om de periode op drie jaar te stellen. Dan ook begint de lengte van de sanctietermijn in de buurt te komen van die van de KNVB en misschien straks ook de strafrechter (zie hierna).
De meldplicht blijkt om verschillende redenen niet goed te functioneren. De regering stelt nu een extra modaliteit voor. De verbannen hooligan hoeft zich niet per se op een bepaalde plaats – in de praktijk het politiebureau – te melden, hij kan zich in de toekomst ook ‘vanaf’ een bepaalde plaats melden. Wat daarmee wordt bedoeld, is nog niet geheel duidelijk. Wij hebben eerder het idee van een aantoonplicht geopperd (zie: ‘Naar een digitale aantoonplicht, Politie en Wetenschap 2013, C. Veen en J.G. Brouwer; verschijnt binnenkort). Simpel gezegd, moet de hooligan met zijn smartphone aantonen niet in het verboden stadion aanwezig te zijn. Voor het overige is hij vrij om te gaan en staan waar hij wil.
Een ander voorstel is een bevoegdheid voor de burgemeester om een stadionverbod van de KNVB te ‘volgen’, indien de misdraging de burgemeester aanleiding geeft tot ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. Dit is volgens de regering noodzakelijk, omdat de burgemeester niet bevoegd is de openbare orde in het stadion te handhaven. Dat is een misverstand dat bij de totstandkoming van de Voetbalwet in 2010 is ontstaan. De burgemeester is wel degelijk verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde op voor het publiek toegankelijke plaatsen, zoals een stadion. De organisatie verschilt echter enigszins van de handhaving op openbare plaatsen. De primaire verantwoordelijkheid op de voor het publiek toegankelijke plaatsen berust bij de rechthebbende, de burgemeester is belast met het toezicht hierop. Op openbare plaatsen als een plein of een straat zit die particuliere schakel er niet tussen, maar dat is het enige verschil. Niets belet de burgemeester dan ook om een sanctie op te leggen aan iemand die zich in het stadion heeft misdragen.
Een laatste voorstel betreft een aanpassing van het Wetboek van strafrecht. Sinds 1 april 2012 kan de strafrechter eenvoudiger dan voorheen een strafrechtelijk stadionverbod opleggen. Artikel. 38v Wetboek van strafrecht voorziet in een maximale termijn van 2 jaren. De regering stelt nu voor om hier vijf jaren van te maken. In een bijdrage voor een bundel over de handhaving van de openbare orde door particulieren (Van een andere orde, A.J. Wierenga en J.G. Brouwer; verschijnt binnenkort), bepleiten wij een terugtred van de KNVB bij het opleggen van stadionverboden voor wangedrag buiten het stadion. Hiervoor is het noodzakelijk dat de maximale termijn van een strafrechtelijk stadionverbod in de buurt van die van de KNVB komt te liggen. Dat is het effect van dit voorstel. We juichen dit onderdeel daarom van harte toe.